recensies

Goede, mooie kunst van twee heren (Rob Schoonen Eindhovens Dagblad 10-1-2009)

De huid van het kunstwerk, daar zijn ze beiden verliefd op. Jan Radersma gebruikt dikwijls stukken karton of verweerd hout als ondergrond voor zijn schilderijen. En maakt vervolgens knap gebruik van die ruwe dragers. Frank Eerhart doet iets vergelijkbaars met zijn beelden: oude, liefst roestige stukken ijzer of al even verweerd hout componeert hij tot nieuwe objecten. Ze hebben meer gemeen, de twee exposanten bij Peninsula. Zo zijn ze beiden van 1948 en geven aan er geen moeite mee te hebben eerder gebaande paden te bewandelen. Want de mixed media-werken van Radersma hebben een lijntje naar figuren als Dubuffet en Tapies. Eerhart op zijn beurt kijkt al even liefdevol terug naar kunstenaars als Schwitters of Man Ray. Is dat erg? Nee, want de twee geven wel degelijk een heel persoonlijke draai aan hun werk. Het is goede, mooie kunst, die Radersma en Eerhart laten zien. Radersma (Jakarta) heeft een ongelooflijk fijn gevoel voor textuur. Dat blijkt al uit de ondergronden die hij gebruikt, maar nog meer uit de manier waarop hij de verf op de drager aanbrengt. Dat lijkt allemaal wat vlotjes gedaan; zo zien althans de verfstreken eruit. Maar Radersma brengt een vracht ervaring en dat jaloersmakende gevoel voor tinten en vormen mee. Soms het doek aaiend, dan weer met meer druk op de kwast, legt hij de lagen over elkaar heen – net zo lang tot de juiste toon en vooral de juiste warmte is bereikt. Dan krijg je uiteindelijk een werk zoals ‘Poorten’. Dat is van een stilmakende eenvoud en kracht. Het ongeveer even grote werk ‘Licht’ is van eenzelfde

helderheid. Witte verf danst over de ondergrond die wel iets wegheeft van grijzige kronkels. Dit zijn geen half weggetrapte voetstappen in de sneeuw, maar het is misschien wel een landschap dat zich als in een dikke mist aan het oog van de beschouwer wil onttrekken. En dus moet je dat juist gaan ontdekken; streepje voor streepje.

Eerhart (Den Haag, nu werkend in Eindhoven) houdt het iets luchtiger dan zijn mede-exposant. Humorvol presenteren zijn beelden zich. Want je kunt je oude badborstel natuurlijk bij het oud vuil gooien, je kunt er net zo goed een even oud exemplaar bijzoeken, die twee vertikaal naast elkaar zetten, op een keurig sokkeltje en je hebt ‘Les amoureux’. Zo werkt dat bij Eerhart. En dat wil dus zeggen dat de man een ongelooflijk goed oog heeft voor vormen en dat dan ook nog eens kan omzetten in heldere objecten.

‘Territorium 2′; Frank Eerhart, beelden en Jan Radersma  mixed media schilderijen.
(Tot 2 februari 2009. Galerie Peninsula, Bilderdijklaan 19, Eindhoven.)

Kunstzinnig hergebruik

Frank Eerharts weg van poëzie naar beeld
Brabant Cultureel nr. 8 2008 (Auteur: Koos Tuitjer)

frank-eerhart-publicatie

Er zijn mensen die je maar een half woord hoeft in te fluisteren en ze maken  er meteen een fantastisch verhaal van. Zo zijn er ook die van alles wat ze in handen nemen spreekwoordelijk goud maken. Creativiteit kan met andere woorden ontbranden bij de geringste aanleiding. Soms ontmoet je dan ook nog iemand die in dat opzicht van alle markten thuis is.

Frank Eerhart uit Eindhoven is zo’n creatieve veelpleger. Deze voormalig docent Nederlands maakte naam als initiatiefnemer van de zeer succesvolle Plintuitgaven: combinaties van poëzie met beeldende kunst.

De unieke Uitgeverij Plint ‘loopt’ nog steeds. Maar Eerhart stapte na verloop van tijd over naar het ten- toonstellingscentrum De Krabbedans in zijn woonplaats. Na een aantal jaren droeg hij ook daar weer de scepter over. Ditmaal  met de opzet om iets voor zich zelf te gaan doen. De man die zich ook nog als kunst- verzamelaar en schrijver ontplooid had, ging nu zelf ook als beeldend kunstenaar aan de slag.

Selectiever

Het atelier is een voorraadkamer. Deze staat vol getast staat met alles wat menigeen ook wel bewaar t

‘omdat je nooit kunt weten of je dit of dat nog eens kunt gebru i ke n’. Eén vertrek volstaat allerminst: een hele bove n etage is als ‘laboratorium’ in gebruik. Maar nu leer je de kunstenaar ook kennen: vol is het wel,

maar een rotzooitje? ‘No way ’ . De ordening  is verbluffend. Frank Eerhart: ‘Dat is noodzakelijk. Zelf ben ik altijd al op zoek naar materialen. Ook mijn vriendenkring is dat ook niet ontgaan. Er zijn genoeg mensen die voortdurend bedenken dat ik dit of dat wellicht kan gebruiken. Dertig jaar ben ik inmiddels in de weer om spullen bij elkaar te rommelen. Met name op braderieën en brocantes in Noord Frankrijk. Ook de stran- den daar zijn fantastische vindplaatsen. Maar het stadium om nog álles bijeen te garen, is onderhand wel gepasseerd.

Ik zoek nu selectiever. Wat ik er dan in mijn werk mee doe, is min of meer een vorm van dichten. Ik probeer met verzamelde materialen telkens iets betekenisvols te creëren.’

Rijm

Dichten: het is een prachtige vergelijking. Zoals een dichter zijn woorden zeeft uit een schat aan woorden,

zo plukt Frank uit een immense voorraad vormen om er object mee te kunnen ‘rijmen’. Dat ‘beeldrijm’ vertoont uiteindelijk  een verbluffende eenvoud en een trefzekere schoonheid.

Eerharts atelier is zo bekeken eigenlijk een bewaar- plaats vol ingevingen. Je struikelt met je blik over de verrassende vondsten. De kunstenaar: ‘Het berust allemaal op je manier van kijken. Dat begint bij wijze van spreken op straat: je loopt voortdurend naar beneden te kijken op zoek naar dingen. Maar daar weet je dan niet onmiddellijk wat je er mee kunt. Soms niet eens waartoe het oorspronkelijk diende. Dat inzicht komt later pas.

Nou ja later? Voor dat je het opbergt tussen de andere voorraad, kijkje toch al wel of je er iets mee kunt. En op een dag pak je het weer op en ga je er mee verder. Dat gaat allemaal vanzelf.’

dertig jaar verzamelen

Toetsen
Hoe nu een gevonden lepel reïncarneert in een object met als titel ‘ Tête basale’. De vorm gever vertelt: ‘Van diåe lepel heb ik eerst de steel afgehaald. Waar de verbinding zat, is in het lepelblad een gaatje ontstaan. Bij ingeving  zag ik daar een gezicht in. Dus markeer ik hogerop alvast twee punten waar je ogen zou verwachten. Op die plaatsen moeten dan gaatjes geboord worden .’

Frank Eerhart: ‘Maar zoiets doe je met overweging. Je hebt dan wel ontdekt: dat is een kop. Maar hoe leg je er uitdrukking  in?’

De volgende stap is nu dat het object in wording aan een muur wordt gehangen. Het moet voortdurend getoetst worden. De kunstenaar: ‘Dat wordt een langdurige kwestie van steeds weer kijken. En jezelf voortdurend de vraag stellen: ‘Is dat genoeg?’ En: ‘leeft dat gezicht zoals ik me dat bij de eerste ingeving ook voorstelde?’ Pas als ik het daar met mezelf over eens ben, dan mag het object blijven. Dan boor ik er ook de gaten voor de ogen in. En werk ik de vorm verder af.’

Intimiteit
Alle objecten zijn bescheiden van afmeting. Wil hij niet de ruimte in?

Frank Eerhart: ‘Nee ik ben geen installatiebouwer. De ruimte hier is bovendien ook beperkt Als je een atelier hebt van tien bij twintig meter, dan zou je dat kunnen gaan doen. Maar ik zoek dat niet. Dat heeft vooral met intimiteit  iets te maken. Iets moet tastbaar zijn en hanteerbaar blijven.’

De voormalig directeur van De Krabbedans is een autoriteit  in de wereld van de beeldende kunst. Hij exposeert zelf nu ook met regelmaat. Hoe reageert de beeldende kunstscène op zijn werk? Frank Eerhart : ‘Moniek Toebosch was hier in huis. Ze zag mijn werk hangen en zei: ‘Goh Frank, van wie is dát? Wat mooi!’